Steeds meer scholen gaan aan de slag met formatief evalueren. Daarom is het goed om er eens wat preciezer naar te kijken, want er zijn nog veel vragen en soms ook misvattingen over dit onderwerp. Betekent formatief evalueren bijvoorbeeld automatisch dat er geen cijfers meer worden gegeven? Is er verschil tussen formatief toetsen en formatief evalueren? En hoe doe je dat dan in de lespraktijk, formatief evalueren?

Wat is formatief evalueren precies?

De essentie van formatief evalueren is inzicht krijgen in het leerproces met als doel je leerlingen zo te ondersteunen dat ze haalbare stappen richting de te behalen leerdoel(en) kunnen zetten. Je kunt formatief evalueren mét en zonder cijfers, dat maakt eigenlijk niet uit.
Waar het in het proces van formatief evalueren om gaat is het geven van feedup, feedback en feedforward om de voortgang in het leerproces van de leerling te ondersteunen.

Bij formatief evalueren ga je uit van drie stappen

  1. Waar moet de leerling/ik naartoe (leerdoel)? Dit noem je feedup.
  2. Waar staat de leerling/ik ten opzichte van het beoogde leerdoel? Dit noem je feedback.
  3. Welke actie is nodig om de leerling/mij verder te helpen? Dit noem je feedforward.
Formatief evalueren is feedup, feedback en feedforward
De stappen voor formatieve evaluatie overzichtelijk in beeld (Drost en Verra, 2019)

Deze drie stappen helpen de leerling en docent/coach om de benodigde informatie over het leerproces te verzamelen. Op basis van deze informatie kunnen de docent en de leerling waar nodig hun aanpak aanpassen. Met formatief evalueren krijgen zowel de leerling als de docent inzicht in de voortgang van het leerproces. Zij kunnen op basis van de informatie uit stap 2 (feedback) bepalen welke stappen nodig zijn uit stap 3 (feedforward) om het leerdoel dat in stap 1 (feedup) is bepaald te behalen.

Stap 1: Hoe maak je feedup voor leerlingen concreet?

Formatief evalueren begint met het geven van feedup: het verhelderen van de (leer)doelen en succescriteria. Succescriteria beschrijven waaraan leerlingen voldoen wanneer zij het leerdoel hebben bereikt. Een goede feedup verheldert welke leerinhoud op welk cognitief niveau beheerst moet gaan worden. Voor een eenduidige beschrijving van het cognitieve niveau heb je een metataal nodig. Een indeling die door docenten het meest wordt gebruikt is RTTI, waarbij de R staat voor Reproductie, de eerste T voor Training, de tweede T voor Transfer en de I voor Inzicht.

De RTTI codeerkaart
De RTTI codeerkaart

Een mooi voorbeeld van goede feedup voor een lessenreeks zie je in de leerdoelenkaart uit RTTI-online. Deze kaart laat zien wat leerlingen voor het vak aardrijkskunde binnen het leerdoel ‘Arm en rijk’ over het onderwerp ‘Ontwikkelingsgebieden’ aan het eind van de lessenreeks moeten beheersen op de cognitieve niveaus R, T1, T2 en I.

Voorbeeld feedup: leerdoelenkaart uit RTTIonline
In RTTI-online staan voor alle vakken alle leerdoelen van het SLO en CvTE mét RTTI-feedup.

Lesdoelen

Je kunt de leerdoelen van je lessenreeks of leercyclus vervolgens nog verder uitwerken naar lesdoelen, de kleinste eenheid voor de leerling.
In een aantal methodes is dit overigens ook zo uitgewerkt (o.a. de methodes van: Staal & Roeland; Boom VO; IkCirculeer). Daar staat per les een uitsplitsing van de leerdoelen op R, T1, T2 en I. Hiernaast zie je een voorbeeld van zo’n uitsplitsing op lesniveau voor wiskunde.

Formatief evalueren: uitsplitsing leerdoel naar lesniveau
Een voorbeeld van een uitwerking naar lesdoelen uit de RTTI-methode ‘Kern wiskunde’ van uitgeverij Boom VO.

Stap 2: Hoe maak je feedback voor leerlingen concreet?

Stap twee in het proces van formatieve evaluatie is het geven van feedback.

Met feedback laat je zien waar de leerling staat ten opzichte van het beoogde leerdoel. Dit doe je door vragen te stellen. Je kunt een toets afnemen, maar ook in de les met vragen op de verschillende cognitieve niveaus peilen waar leerlingen staan ten opzichte van de verschillende leerdoelen. Bij formatief evalueren is het dus nodig om op een of andere manier inzichtelijk te maken waar je de leerling staat. Dat kan tijdens het lesgeven (voorkennis, OLG, uitleg, huiswerk) en ook met een toets.

Wat is het verschil tussen een formatieve en een summatieve toets?

Voor een summatieve toets krijgen leerlingen een beoordeling, meestal in de vorm van een cijfer. Deze beoordeling heeft gevolgen voor leerlingen: overgaan of zittenblijven, op- of afstromen, wel of geen positief advies voor een profielkeuze, zakken of slagen. Het meest duidelijke voorbeeld van een summatieve toets is het eindexamen in het voortgezet onderwijs. Summatief is gericht op selectie en formatief op ontwikkeling.
Een summatieve toets geeft alleen zicht op de mate van beheersing. Bijvoorbeeld: tachtig procent van de opdrachten is goed gemaakt. Maar een toets die alleen summatief gebruikt wordt geeft géén inzicht in de vraag welke twintig procent van de lesstof nog niet wordt beheerst en waarom dat nog niet wordt beheerst, dat doet een formatieve toets juist wél.

Kan een toets zowel summatief als formatief zijn?

Dat kan zeker en is in de meeste gevallen ook gewenst. Als een summatieve toets nog kan worden herkanst, of als er in het curriculum op wordt voortgebouwd, mag je verwachten dat deze niet alleen met een cijfer worden geëvalueerd maar dat de toetsen óók formatief worden ingezet. Naast een cijfer geef je leerlingen bijvoorbeeld informatie over het domein (leerdoel-onderwerp) en het cognitief niveau (R, T1, T2. I) waarop zij nog uitvallen (feedback) en wat ze kunnen doen om zich verder te ontwikkelen (feedforward). Summatieve toetsen voor een cijfer kunnen dus ook formatief ingezet worden en formatieve informatie opleveren.

Stap 3: Hoe maak je feedforward voor leerlingen concreet?

De laatste stap in het proces is het geven van feedforward.

Welke actie is nodig om de leerling verder te helpen? Je probeert hierbij zoveel mogelijk aan te sluiten bij de leerbehoefte van een leerling. Dat kan na afloop van een toets waar je leerlingen bijvoorbeeld passende leerstrategieën aanbiedt om in het vervolg mee aan de slag te gaan, maar dat doe je ook tijdens de les. Dan wil je na een instructie bijvoorbeeld weten of leerlingen de cruciale kenniselementen (R) paraat hebben, of ze de getrainde procedure (T1) nu zelf kunnen toepassen, of ze een transfer (T2) kunnen maken of dat ze jouw uitleg nu echt begrepen en doorgrond hebben en de essentie uit de les (I) kunnen halen, zodat je met gerichte uitleg, strategieën en acties zo goed mogelijk de ontwikkeling van je leerlingen kunt ondersteunen.
Dit wordt ook wel formatief handelen genoemd.

Lees meer over formatief handelen tijdens de les