Hoe maak je feedup voor leerlingen concreet?
Formatief evalueren begint met het geven van feedup: het verhelderen van de (leer)doelen en succescriteria. Succescriteria beschrijven waaraan leerlingen voldoen wanneer zij het leerdoel hebben bereikt. Een goede feedup verheldert welke leerinhoud op welk cognitief niveau beheerst moet gaan worden. Voor een eenduidige beschrijving van het cognitieve niveau heb je een metataal nodig. Een indeling die door docenten het meest wordt gebruikt is RTTI, waarbij de R staat voor Reproductie, de eerste T voor Training, de tweede T voor Transfer en de I voor Inzicht.
Een mooi voorbeeld van goede feedup voor een lessenreeks zie je in de leerdoelenkaart uit RTTI-online. Deze kaart laat zien wat leerlingen voor het vak aardrijkskunde binnen het leerdoel ‘Arm en rijk’ over het onderwerp ‘Ontwikkelingsgebieden’ aan het eind van de lessenreeks moeten beheersen op de cognitieve niveaus R, T1, T2 en I.
Lesdoelen
Je kunt de leerdoelen van je lessenreeks of leercyclus vervolgens nog verder uitwerken naar lesdoelen, de kleinste eenheid voor de leerling.
In een aantal methodes is dit overigens ook zo uitgewerkt (o.a. de methodes van: Staal & Roeland; Boom VO; IkCirculeer). Daar staat per les een uitsplitsing van de leerdoelen op R, T1, T2 en I. Hiernaast zie je een voorbeeld van zo’n uitsplitsing op lesniveau voor wiskunde.
Feedup is een belangrijke component van formatief evalueren.
Lees er hier meer over.